Zes factoren om van je kerkelijk beleidsplan een succes te maken

DOOR ELSE ROZA

 

Het maken van een beleidsplan is in de kerk niet zo populair. ‘Te werelds’, ‘blablabla’, ‘belandt in de bureaula’ zijn veelgehoorde geluiden. Zelf ben ik – naast mijn werk als gemeentebegeleider - ook ouderling in mijn eigen gemeente en snap ik de verzuchtingen: nog meer werk. Jammer, want een goed beleidsplan en heldere richtlijnen hoe ermee om te gaan, gaan je werk uit handen nemen. Sterker nog: ze gaan een proces in gang zetten dat de gemeente verder helpt en heilzaam is, juist in een kerk. Zes factoren dragen daar zeker aan bij.

1. Blijf niet doorhollen
‘Eindelijk voeren we een goed inhoudelijk gesprek!’, verzuchte een jong kerkenraadslid. ‘Tijdens de vergaderingen is er geen tijd voor een inhoudelijk gesprek, omdat actuele punten de agenda vullen. We hollen te veel door. Fijn, dat er nu wel ruimte voor is’.

In ons persoonlijk leven weten we vaak wel hoe heilzaam het is om even pas op de plaats te maken. Doe je dat niet, dan raak je in deze hectische tijd al snel de verbinding met jezelf, met God en met anderen kwijt, wat direct effect heeft op je plezier in het leven. Je wordt opgeslokt door activiteiten die je geen vreugde en zin meer geven. Waarom zien we die heilzame waarde van een pas-op-de-plaats voor de gemeente dan niet zo scherp voor ons?

2. Weet waar je vandaan komt en waar je naartoe wilt

Vaak worden bij een onderling gesprek de verschillen goed zichtbaar. Maar juist dan is het heilzaam om pas op de plaats te maken en samen te bepalen welk specifiek doel of thema de gemeente nu een stap verder kan helpen.

Je kunt samen onderzoeken welke belangrijke gebeurtenissen de gemeente gevormd hebben tot wat zij nu is en samen onderzoeken waar je met elkaar naar toe wilt. Wat is het gemeenschappelijke verlangen, waar gaat een ieders hart sneller van kloppen?

Want als je vanuit een gezamenlijk verlangen aan de gemeente werkt, dan werkt dat zoveel makkelijker: samen werk je in de gewenste richting verder. Zo mocht ik recent een dag meelopen met een kerk die als thema had: ‘Samen leven vanuit de Bron en samen een bron van levend water worden’. De geloofsgemeenschap wil als  een steen in de vijver zijn, die de omgeving in beroering brengt. En dat geeft richting. Ook breder geformuleerde thema’s, zoals bijvoorbeeld ‘Samen groeien in geloof, hoop en liefde’ geven goed de gezamenlijke groeirichting van de gemeente aan.

3. Doe het goede

De vormgeving van het proces doet er toe: hoe groter de verschillen in een gemeente zijn, des te meer aandacht de vormgeving van het proces vraagt. Uiteindelijk wil je dat mensen van zich laten horen en tevoorschijn kunnen en durven komen.

Een ieder wil graag gehoord worden, maar tegelijkertijd is dat pas mogelijk als we ook bereid zijn om zelf goed naar een ander luisteren. Goede werkvormen helpen en nodigen mensen uit om een ander tevoorschijn te luisteren. Als we doen wat Jezus ons voorhoudt en een ander behandelen, zoals jezelf behandeld wilt worden, dan ontstaat er ruimte, waarin zo veel meer mogelijk is dan je vooraf kunt bedenken.

 

4. Voed vertrouwen en hoop

‘We zijn een geloofsgemeenschap hoor! Ik vind praten over beleid zo zakelijk’. Ik hoor het nogal eens om me heen en ja, de kerk is een geloofsgemeenschap. Een daarom is het goed om naast de verhalen van mensen te luisteren naar de verhalen uit de Bijbel. Juist nu, om er vertrouwen en hoop uit te putten, want de cijfers over het dalend aantal kerkleden liegen er niet om. Hoe troostrijk zijn dan de verhalen uit de Bijbel waarin mensen in de put hulp en bescherming ervaren. Hoe richtinggevend kunnen Bijbelteksten en -verhalen zijn voor de verdere ontwikkeling van een gemeente. En hoe heilzaam is het om daar samen vertrouwen en hoop uit te putten.

Elkaar goede verhalen vertellen over de eigen gemeente is een geheel andere vorm om vertrouwen en hoop te voeden. ‘Waar zagen we mensen in onze gemeente al samen groeien in geloof, hoop en liefde?’ Het werkt zo inspirerend als mensen ontdekken dat ze al veel in huis hebben om de gekozen richting ‘Samen groeien in geloof, hoop en liefde’ concreet handen en voeten te geven. Aandacht voor het goede in de gemeente, werkt heel bemoedigend en inspirerend.

5. Borg de resultaten

Niets is zo frustrerend als uitgezet beleid, waar niets mee gebeurt. Het is daarom goed om afspraken te maken wie welk toekomstbeeld (of beleidsvoornemen) levend houdt en op welke manier dat gebeurt. Al pratend schrijft het beleidsplan zich in de harten van mensen zelf. Maar mensen herinneren aan de gekozen richting bevordert dat de inkt niet verbleekt.

6. Maak keuzes

Uiteindelijk helpt een goed beleidsplan bij het maken van keuzes. We hoeven niet alles. Al luisterend naar elkaar en naar God tekent zich een weg af, die lijkt te passen bij de gemeente en de wijk of het dorp waarin de gemeente werkzaam is.

De allereerste keuze is om ruim tijd te maken voor een inspirerend beleidsproces, dat de verdere ontwikkeling van de gemeente bevordert. Hoe dat gebeurt is eenvoudiger dan je denkt. Jan Hendriks formuleerde eens wat de kern van gemeente-opbouw was:

Kerken helpen om mensen te laten groeien in hun relatie met God, elkaar en in dienst aan de ander/samenleving. Wanneer in een beleidsproces vormen gebruikt worden die mensen laten luisteren naar God, elkaar en naar de behoeften in de wijk, dan is de verdere ontwikkeling van de gemeente al begonnen voor je er erg in hebt…

Benieuwd wat wij voor jouw gemeente kunnen betekenen? Klik hier

Else Roza

Krullenbos: leren om leiding te geven uit het Romeinse Rijk

Door Theo Hettema

 

‘Hoe vaak denk jij aan het Romeinse Rijk?’

Een paar jaar geleden spoorde een influencer via TikTok vrouwen aan om dat eens aan hun man of vriend te vragen. Het leidde tot een verbijsterende hoeveelheid filmpjes en al even verbijsterende feiten. Er zit blijkbaar een grote fascinatie in dat Romeinse Rijk, met zijn veroveringen en ingenieuze bouwwerken.

 

Laat ik een duit in het zakje doen en bekennen dat ik toch wel een paar keer per maand aan het Romeinse Rijk denk, en dan vooral aan een van zijn leiders: Cincinnatus. Ik vermoed dat er niet veel mensen zijn die hem kennen. Lucius Quinctius Cincinnatus (519-430 v. Chr.) leefde als Romeins staatsman in de vijfde eeuw voor Christus in het Romeinse Rijk. Rome werd in die tijd, vóór het keizerrijk, bestuurd door twee consuls, die elk jaar werden gekozen door de senaat. Cincinnatus (zijn bijnaam, het betekent ‘krullenbol’) is een paar maal consul en daarmee de hoogste leider van het land geweest. In zijn ouderdom trok hij zich terug op zijn herenboerderij om aandacht te geven aan het beheer van zijn landerijen.

In het jaar 458 echter werd Rome belaagd door de stam van de Aequi. Noch het leger noch politieke onderhandelingen door consuls of senaat konden de aanvallen bedwingen. Ten einde raad riepen ze toch maar de hulp van de oude consul in. Cincinnatus stemde toe, hij kwam mee naar Rome, eiste dat hij een volledige bevoegdheid kreeg en wist vervolgens een leger te mobiliseren dat in veertien dagen tijd de Aequi versloeg.

En daarna? Hij had via een noodwet alle macht in handen gekregen, en dat is verleidelijk. Maar Cincinnatus gaf alle macht weer over en keerde terug naar zijn boerderij. Eeuwen later, na de Amerikaanse onafhankelijkheidsoorlog, noemde een groep legerofficieren die terugkeerden naar een bestaan als burger zich het Genootschap van de Cincinnati, geïnspireerd door hun antieke voorbeeld.

En naar dit Genootschap is later weer een stad in de Verenigde Staten genoemd, Cincinnati. Ik weet niet hoeveel krullenbossen er in die stad rondlopen en ook niet hoe vaak mannen in Cincinnati aan het Romeinse Rijk denken. Maar ik hoop dat ze hun inspirator in ere houden.

 

Ik vind het verhaal van Cincinnati een mooi voorbeeld van leiderschap. Leiderschap is naar mijn idee een functie waar een situatie om vraagt. Om die functie in te vullen zijn allerlei persoonlijke competenties nodig. Die moet je hebben of kun je ontwikkelen. Maar het gaat niet om jou als leider, maar om het punt dat er in een bepaalde situatie leiding gegeven moet worden. Leidinggeven in een situatie betekent vooral dat je goed kijkt naar wat er in huis is, wat er nodig is en hoe mensen ingezet kunnen worden. Een groep is er niet om jou leider te laten zijn, maar jouw leidinggeven is er om een groep te laten floreren. Dat leidinggeven kun je inzetten en je kunt ermee ophouden of het aan een ander overdragen. Cincinnatus had dat vermogen tot leidinggeven.

Wat herken je van hem in jezelf?

Toen we een paar jaar geleden een cursus leidinggeven ontwikkelden, hadden we eerst als titel ‘Waarderend leiderschap’. Uiteindelijk maakten we daarvan ‘Waarderend leidinggeven’. De nadruk ligt op het werkwoord, niet op de leider en zijn of haar leiderschap. En hoe je dat werkwoord leidinggeven kunt invullen, dat kun je leren door met andere ogen te kijken naar mensen en situaties. In de maanden oktober en november 2024 is er weer zo’n cursus.

Geef je snel op! Want het is een unieke gelegenheid om in drie dagen op een verrijkende manier te kijken naar en te oefenen met leidinggeven. O ja, opgeven mag ook als je geen krullen hebt.

De training Waarderend Leidinggeven leert je met de methodiek van waarderende gemeenteopbouw te kijken naar jouw leidinggeven als predikant of kerkelijk werker. De training geeft je nieuwe inzichten om te kunnen leiding geven. Je gaat eerder kansen en mogelijkheden zien dan belemmeringen en onmogelijkheden.

 

  • Er zijn drie bijeenkomsten, steeds van 10 tot 15 uur.
  • De training vindt plaats in Amersfoort, in het Kruispunt, Terschellingkade 22 (vlakbij NS-station Amersfoort-Vathorst) op donderdag 3 oktober, 17 oktober en 14 november 2024.
  • De training gaat door bij deelname van minimaal 9 personen.
  • Je kunt je opgeven door een e-mail te sturen naar theohettema@met-andere-ogen.nl. Doe dit voor 14 september 2024!

In iedere bijeenkomst verken je theorie, oefen je met werkvormen en breng je je eigen ervaringen en casussen in. Kosten: € 350,--. De training heeft een omvang van 2 ec studiepunten in de nascholing voor predikanten en kerkelijk werkers (2 ec = 56 uur, contacturen en zelfstudie). De training wordt gegeven door Bernhard Vosselman, gemeentebegeleider en specialist deep democracy, en door Theo Hettema, theoloog, supervisor en docent gemeenteopbouw (VEG/PThU).

 

Als nieuw -2

Door Liesbeth Nooteboom

 

Voor het komende kerkelijke seizoen is het thema van de Protestantse Kerk: ‘Als nieuw! Leven in het licht van Gods Koninkrijk’. Ik vind dat een intrigerend thema. Het roept de gedachte op dat als je leeft in het licht van Gods Koninkrijk ….. ‘als nieuw’ wordt. De puntjes zet ik bewust even neer want bij mij komt de vraag op wie of wat wordt er dan ‘als nieuw’? En wat is dat ‘als nieuw’ zijn?

Een van mijn favoriete programma’s op tv is ‘The Repair Shop’ op Discovery Channel.
In dat programma repareren vakkundige ambachtslieden oude erfstukken. Ik geniet van de deskundigheid van de vakmensen. Hoe zij, soms letterlijk, door de scherven heen, zien hoe het weer worden kan. De erfstukken zelf zijn heel divers: van oude klokken en laarzen van een WOII-soldaat tot een geliefde teddybeer. Van de windvaan van de dorpskerk en houten engelen geschonken door vluchtelingen uit WOI tot een leren schrijfmap.

Ik geniet van de ontroerende en soms hartverscheurende verhalen die verbonden zijn aan het erfstuk. Zonder uitzondering verkeren de erfstukken al lange tijd in zeer slechte staat. Ondanks dat heeft de eigenaar het erfstuk nooit weggegooid. Ze hebben namelijk nooit de hoop opgegeven dat het op een dag gemaakt zou kunnen worden. De restaurateurs zullen alles uit de kast moeten halen om het erfstuk te herstellen.

De restauratie begint vaak met een grondige schoonmaak.
Meestal wordt het erfstuk helemaal uit elkaar gehaald. Onder het mom: het moet eerst erger worden voor het beter wordt.
Onderdeel voor onderdeel wordt nagekeken.
Wat verzwakt is wordt versterkt.
Onderdelen die kapot zijn worden vervangen.
Verbogen delen worden rechtgezet.
Tenslotte wordt alles onderdeel voor onderdeel weer in elkaar gezet.
Er wordt gecontroleerd of alles werkt en op de juiste plek zit.
Als alles klaar is, ziet het erfstuk er als nieuw uit. Klaar voor een volgend hoofdstuk, klaar om de verhalen levend te houden.

Wat ik mooi vind is dat de geschiedenis van het stuk zichtbaar blijft. Wat ik ook altijd mooi vind is de verrassing bij de eigenaren als ze hun geliefde voorwerp terugzien. De reparatie overtreft altijd hun stoutste dromen. Het erfstuk kan mee naar huis om herinneringen levend te houden én om doorgegeven te worden aan de volgende generatie.

Terug naar het jaarthema ‘als nieuw’ en mijn vragen van het begin wie of wat wordt er dan ‘als nieuw’? En wat is dat ‘als nieuw’ zijn? Nadenkend over  The Repair Shop als metafoor realiseer ik me dat je er veel kanten mee op kunt.
Er zijn vier posities:
Die van ambachtsman.
Die van erfstuk.
Die van degene die het erfstuk ter reparatie aanbiedt, vaak de eigenaar.
Die van de volgende generatie.
Welke positie zou jij in willen nemen en waarom?

Denkend aan de kerken, zijn we met elkaar erfgenaam van het Koninkrijk van God. God die de creator is van alles waarin we leven en inademen. Het erfstuk is de kerk, die butsen heeft opgelopen en niet meer helemaal voldoet aan waar zij voor gemaakt is.
Als jij denkt aan jouw kerk, hoe zou jouw opdracht luiden aan de ambachtsman en hoe denk je dat anderen dat in jouw geloofsgemeenschap zouden formuleren? Met elkaar de vraag formuleren, samen onderzoeken wat je met elkaar kunt bijdragen aan het herstel en je daarbij laten helpen door de Ander. Volgens mij zit daar een van de grootste geheimen van het worden als nieuw.

 

Wil je jouw geloofsgemeenschap op weg laten helpen door één van onze begeleiders? Neem gerust contact met ons op.

 

Als nieuw

Door Theo Hettema

 

Voorjaarsschoonmaak

Mijn moeder vertelde altijd dat haar moeder in de week voor Pasen voorjaarsschoonmaak hield. Aan het eten koken kon oma niet veel aandacht geven in die week, want het hele huis moest van top tot teen worden schoongemaakt, de vloerkleden geklopt en de kolenkachel met vereende krachten uit de huiskamer naar de vliering getild.

Was het een vroege Pasen en een koude maand maart, dan had je pech, want vóór de Pasen moest het huis aan kant zijn.

Met Pasen was oma uitgeput en het hele gezin chagrijnig, maar iedereen kon op zijn paasbest naar de kerk en uit de kerk in een schoon huis Pasen vieren. Ik geloof niet dat de voorjaarsschoonmaak op zo’n rigoureuze manier nog door iemand gedaan wordt. Zelf waag ik me er ook niet aan.Maar heimelijk vind ik het wel een mooi idee dat je eens in het jaar alles eens hebt schoongemaakt, opgeruimd, weggedaan of opgeknapt en er dan weer tegenaan kunt.

Hoe zit dat met de kerken?

De tijd voor Pasen wordt gebruikt voor bezinning en vasten, maar dat is meer spiritueel bedoeld dan dat het hele kerkgebouw eens onder handen wordt genomen. Dat zou aan de ‘Stille Week’, zoals het bij protestanten heet, wel een andere betekenis geven. Na Pasen wordt het vervolgens wat rustiger en dan barst in september en oktober het kerkelijk leven weer helemaal los, tegen de tijd dat mijn oma de kachel weer van zolder moest halen.

Leven in het licht van Gods Koninkrijk

De Protestantse Kerk in Nederland werkt al enkele jaren met een jaarthema. Dat kun je in je plaatselijke kerkgemeenschap introduceren op de Startzondag en dan in de loop van het jaar bij allerlei gelegenheden gebruiken, met behulp van materiaal dat in de loop van het jaar op de website van de Protestantse Kerk verschijnt. Ook al ben je niet van dit kerkgenootschap, niets let je om van het thema en het materiaal gebruik te maken.

Dat is zeker de moeite waard, want het thema voor het seizoen 2024-2025 wordt: ‘Als nieuw! Leven in het licht van Gods Koninkrijk’. De Protestantse Kerk heeft wel iets van mijn oude oma, met een verlangen om schoon schip te maken en als nieuw het leven in te stappen.

Ik denk gelijk aan een zin uit het Onze Vader: ‘Uw Koninkrijk kome’. Wanneer we bidden om de komst van het Koninkrijk van God, dan kunnen we daarna niet achterover zakken en wachten tot het nog eens wat wordt met dat Koninkrijk. Nee, dan ga je er nu al naar leven. De voorpret van het feest straalt ook al iets uit van het feest. En zo is het ook met Gods Koninkrijk.

Vernieuwing die landt

Nu hoop ik dat we met onze plaatselijke kerkgemeenschappen ook iets krijgen van de kriebel van mijn oma of de stralende hoop van het Onze Vader.

Een kriebel om echt te willen vernieuwen. En zo’n vernieuwing kan ook! Leven als nieuw en geloven met elkaar kunnen echt vorm krijgen. Heel veel kerken die zijn samengevoegd met elkaar in een nieuw of vernieuwd gebouw weten dat. Je neemt het oude en bestaande mee en tóch wordt het als nieuw.

Bij de Waarderende Gemeente Opbouw noemen we dat de kracht van bloeifactoren. Wanneerje die met elkaar op het spoor bent gekomen en op een stimulerende manier verbeeld hebt, dan kun je de bloeifactoren van een gemeente inzetten voor realistische vernieuwing die landt en beklijft.

Het is nu voorjaar.

Maar als je met je kerkgemeenschap wilt vernieuwen, dan zou je je nu eens kunnen gaan oriënteren bij welk deel van het gemeenteleven die vernieuwing gewenst is. Rond de kerkdienst bijvoorbeeld, het jeugdwerk, of de vormgeving van het pastoraat.

Na een goede voorbereiding zou je dan een Startzondag na de zomer kunnen gebruiken als start voor een mooi vernieuwingsproces.

Wil je daar begeleiding in?

Dan staan we als gemeentebegeleiders van Met Andere Ogen klaar om je te helpen. Niet met een stofdoek of mattenklopper, maar wel met een hoofd vol expertise, handenvol met mooi materiaal en een hart voor mensen in de kerk. We werken graag mee om jouw kerk of gemeente als nieuw te maken, om te leven in het licht van Gods Koninkrijk.

Materiaal bij het jaarthema van de Protestantse Kerk kun je vinden op de website van de PKN.  Over begeleidingsmogelijkheden van Met Andere Ogen lees je hier.

Wat er in een kennismaking tevoorschijn kan komen

Door: Else Roza

 

Voor het eerst op bezoek bij een kerkenraad om over de onvrede over de kerkdiensten te praten. De classispredikant had mijn naam genoemd en de kerkenraad was benieuwd wat een waarderend traject voor hun gemeente zou kunnen betekenen. Mooie vraag!

Nu weet ik inmiddels dat het bijzonder lastig is om de waarde van waarderende gemeenteopbouw met woorden uit te leggen. Ik besluit daarom om hen aan een werkvorm te laten proeven, zodat de kerkenraadsleden een beeld krijgen van wat waarderende gemeenteopbouw wel en niet is. Voor de kennismaking is een uur uitgetrokken op een reguliere kerkenraadsvergadering.

Na een korte introductie gaan de kerkenraadsleden uiteen in tweetallen met een aantal vragen over de kerkdiensten op zak:
• Kun je me eens meenemen naar een of meerdere momenten in de kerkdienst (in eigen gemeente of daarbuiten) waar je geraakt of heel blij werd of die je gewoon aansprak?
• Waarom sprak je dit aan of raakte je dit je zo of waarom werd je hier heel blij van?
• Vraag bij elk antwoord een paar keer door met ‘waarom?’

‘En hoe is het gegaan?’ is mijn eerste vraag, nadat de kerkenraadsleden weer plenair bijeen zijn.
En al gauw blijkt dat het niet goed gelukt is.

Ik voel enige paniek bij mijzelf opkomen en hoor mijn eigen oordeel al luid mijn hoofd klinken: ‘Domme opdracht Else!’ Gelukkig vraag ik gewoon maar door: ‘Wat was moeilijk aan de opdracht?’

Na enige stilte komt er een eerste antwoord:
‘Ik denk dat we verleerd zijn om met elkaar over geloven te praten’.
Wat een moedig antwoord! Het valt immers helemaal niet mee om eerlijk te zeggen wat je moeilijk vindt. Er volgt wederom een stilte.
Gaandeweg beamen de andere aanwezigen dat ze het ook lastig vinden om over hun eigen geloof te praten. ‘Het lijkt wel of ik er geen woorden meer voor heb’.

De openheid verandert de sfeer en een aantal kerkenraadsleden vat nu ook moed en deelt plenair hun antwoorden op de vragen over de kerkdiensten:
‘Goede Vrijdag, want dan staan we echt stil bij wat Jezus voor ons gedaan heeft’
‘De rituelen in de vespers in de Stille Week, want daar ontsteken we het licht.’ Het licht verwijst voor hem naar het licht van God in deze wereld.
‘Ik herinner me een dienst waarin het ging over het hiernamaals.’ Wat daar mooi aan was, was dat ging over een mysterie. ‘God is veel groter dan wij beseffen en dat mag best meer aandacht krijgen in de diensten.’

Doordat alle verhalen er mogen zijn, wordt het een mooie ontmoeting, waar ik met veel plezier op terugkijk. Het heeft me geleerd om altijd alert te blijven of er achter het aangedragen thema misschien nog een thema schuil gaat. Over de toegevoegde waarde van waarderende gemeenteopbouw gesproken.

Ik neem afscheid. De kennismaking is afgelopen. De kerkenraad besluit een extra keer bijeen te komen om door te praten over de kennismaking. Later hoor ik dat ik terug mag komen.

Ook benieuwd wat een kennismaking met één van ons kan brengen? Neem gerust contact met ons op.

 

Kroonjuwelen

Ik had beloofd om voor iemand een foto te maken van een kerkje in Friesland.
Dus toen ik op een zaterdag in de buurt was, reed ik even om naar het dorpje in kwestie, waar het niet moeilijk was om het monumentale kerkgebouw te vinden.
Tot mijn verrassing stond de kerkdeur open, want het was tsjerkepaad en de kerk was in de zomer iedere zaterdagmiddag geopend.

Baron
Natuurlijk nam ik de gelegenheid te baat om binnen in de kerk te kijken.
Het was zo’n mooi middeleeuws kerkje, waar Friese dorpen patent op lijken te hebben.
De kerk was vroeger door de plaatselijke baron blijkbaar goed bedeeld, want er was niet alleen een rijk versierde herenbank, waar de baron met zijn gezin kon zitten bij de kerkgang, maar er was ook nog een grote grafsteen voor de eeuwige nagedachtenis van zijn familie.
Ik vermoed dat het zeventiende-eeuwse orgel, van een maker bij wiens naam orgelliefhebbers begerig beginnen te kijken, ook door hetzelfde baronnelijke geslacht gesponsord was geweest.
Het was ook nog eens prettig koel in de kerk (het leek toen nog het begin van een hete zomer te worden).
Zo kreeg ik een mooie kijk in een rijk verleden en ik kon even weg dromen bij de gedachte dat ik misschien ook wel een nakomeling van deze rijke baron zou kunnen zijn.

Het mooiste wat je in huis hebt
Toch zat het kerkbezoek me niet helemaal lekker en pas toen ik naar huis reed, besefte ik waar dat voor mij in zat.
Want had ik bij het bezoek aan de kerk ook iets leren kennen van de gemeente die er nu kerkt? Had ik iets meegekregen van waar ze warm voor lopen?
Had ik kunnen merken dat ze bezorgd zijn om hun gemeenteleden, die moeten buorkje tussen het welzijn van de weidevogels en de stikstofuitstoot?
Had ik iets gezien van een derde-wereldproject waar ze geld voor inzamelen? Was er iets geweest van een stiltehoek waar je kunt bidden?
Had ik de liederen gehoord die ze graag zingen?
Of had ik misschien zelfs wel iets kunnen vragen over het christelijk geloof en christelijke gebruiken?
De vraag stellen is hem beantwoorden. Nee dus.
Waar zit dat nou in?
Ga ik naar een open dag van de voetbalvereniging, dan worden er toernooitjes gehouden en staat de prijzenkast te pronken als teken wat voor goede club dit wel niet is.
Ga ik naar de open dag van de muziekschool, dan mag ik instrumenten uitproberen en kan ik naar kleine uitvoeringen luisteren.
Krijg je als organisatie mensen over de vloer, dan laat je je kroonjuwelen zien, het mooiste wat je in huis in en je probeert je bezoekers enthousiast te maken voor waar je zelf warm voor loopt.
Maar in de kerk…?

Omzichtig
Daar zitten een paar dingen ons dwars.
Als het gaat om geloven, durven we vaak niet te zeggen waar we warm voor lopen, uit angst om iemand voor het hoofd te stoten.
We moeten toch respect hebben voor elkaar?
Maar de voetbalvereniging bergt toch niet de voetbaldoelen op omdat andere sporten ook van waarde zijn?
En de muziekschool doet toch ook maar geen pianouitvoering, omdat dat misschien toekomstige vioolleerlingen in de weg zou kunnen zitten?
Nog iets: in de kerk roepen we er vaak nogal snel een dominee of pastor bij als het om het geloof gaat.
Die moet maar vertellen hoe het zit.
Wij halen wel even een kopje koffie voor onze gasten, want iets zeggen over waarom een kerk kerk is: dat kunnen we vaak niet goed.
En dan is er ook nog het feit dat de leden van een kerkelijke gemeenschap voor heel verschillende dingen warm lopen: de een voor het orgel, waar een ander niets mee heeft, maar die vindt voor haar kinderen weer een fijne groep in de kerk.
Wat de een een kroonjuweel vindt, is voor de ander niet van waarde.
Dat alles maakt dat we maar omzichtig omgaan met wat we in de kerk aan moois in huis hebben.
We weten vaak zelfs niet goed wat onze kroonjuwelen zijn. En als je dat als kerkelijke gemeenschap niet weet van jezelf, hoe kun je dan keuzes maken voor de toekomst?

Waarderend kijken
Bij Met Andere Ogen doen we aan Waarderende Gemeente Opbouw.
Dat betekent niet dat we alles mooi en aardig vinden, maar dat we met kerkelijke gemeenschappen samen waarderend kijken naar wat ze in huis hebben.
Dat is nogal eens meer, anders en rijker dan een bestuur denkt bij het moeten nemen van beslissingen.
Beleidskeuzes worden al snel gemaakt om wat er niet (meer) is.
Maar het is veel rijker om eerst eens de schatkamer van een geloofsgemeenschap in te duiken, voordat je beslissingen neemt.
Wil je daar als kerkenraad, bestuur of groep in oefenen?
Laat het ons weten! We komen graag eens praten.
Op een hete, zomerse dag of op een koude winteravond, in een middeleeuws kerkgebouw of in de historische ambiance van een jaren-zeventig vergaderzaaltje: overal krijgen we kroonjuwelen te zien.
En we denken graag mee hoe die kroonjuwelen kunnen schitteren.

Theo Hettema

Roeping

(Zwitserland, mei 1998)
“Waarom ga je niet gewoon doen wat je altijd al hebt gedaan?”
zegt de predikant tegen mij.
Ik zit op een boomstammetje in het bos
zweetdruppels biggelen langs mijn slapen en over mijn rug.
We hebben zojuist de Uetliberg beklommen
met een groep jeugdige catechisanten met wie we een week op kamp zijn
en ik ben het klimmen duidelijk niet meer gewend.
Na 10 jaar Zwitserland woon ik sinds een half jaar weer in Nederland
en ik kan er mijn draai niet vinden.
Even terug in mijn vertrouwde kring om dit ‘Konfirmandenlager’ mee te leiden
heb ik zojuist mijn hart uitgestort tegen de predikant met wie ik zoveel heb samengewerkt.

“Hoe bedoel je”, zeg ik aarzelend,
“doen wat ik altijd heb gedaan?”
“Nou”, zegt hij,
“Je zet je al jaren in voor allerlei vrijwilligersklussen binnen de kerk,
daar kun je ook je beroep van maken!
Je sluit je makkelijk aan op verschillende plekken
Je bent dienstbaar aan de gemeente
Je ziet wat er moet gebeuren
Je legt verbindingen
Je bent veelzijdig
Je neemt initiatief
Je weet mensen te enthousiasmeren
Je trekt graag samen op
Je geloof is een belangrijke drijfveer
Je bent pragmatisch
Je kunt knopen doorhakken
en leiding geven.
Het geeft je plezier en voldoening
en wij zijn altijd erg blij geweest met jouw inzet.
Dus: waarom maak je daar niet je beroep van?”

Gaandeweg de terugtocht naar het kamp
valt er niet een kwartje
maar een hele jackpot.
Met andere ogen kijk ik naar mijzelf
en naar mijn mogelijkheden.
Een week later meld ik me aan voor de opleiding ‘Godsdienst en pastoraal werk’
van de Christelijke Hogeschool Windesheim.
Even ben ik bang dat ik met mijn 43 jaar te oud ben
en dat ik het niet zal kunnen
(“Mam, moet jij net zoveel studiepunten halen als ik?”)
maar dat blijkt reuze mee te vallen.

Dit voorval komt bovendrijven
nu ik de balans opmaak
van twintig jaar professioneel werken binnen de kerk:
dertien jaar als gemeenteadviseur binnen de Protestantse Kerk
en zeven jaar als specialist waarderende gemeenteopbouw binnen MET ANDERE OGEN.
Ik ben inmiddels 68, en mag van mezelf met pensioen.
Met plezier en voldoening kijk ik terug op deze periode:
op de vele gemeenten die mij hun vertrouwen schonken
op al die mensen met wie ik samen op mocht trekken
- gemeenteleden, ambtsdragers, predikanten, kerkelijk werkers en collega’s -
op alles wat we samen geleerd en bereikt hebben.
Dank jullie wel – het ga jullie goed!

Terugkijkend op dit gesprek
dat zo bepalend is geweest voor de loop van mijn leven
valt me op dat het op z’n minst een ‘waarderend-onderzoekend karakter’ heeft:
- het sluit aan bij wat er is
- het brengt de waardevolle kanten in beeld
- het schetst een mogelijk toekomstperspectief
- het laat je kijken met andere ogen
- het maakt enthousiast
- het zet aan tot actie
- je weet nog niet precies wat en waar het je zal brengen
- maar het is te doen
- en het leidt tot een bevredigend resultaat!

Voor een waarderend onderzoekend gemeenteopbouw-traject
kun je verder terecht bij MET ANDERE OGEN.
Else, Bernhard, Liesbeth en Theo zijn je graag van dienst!

En ik?
Ik ga gewoon doen wat ik altijd gedaan heb!

Els Deenen

 

Leidinggeven in de kerk: een hondenbaan?

Door Theo Hettema

Theo Hettema kijkt uit het raam naar de mensen die hun hond uitlaten. Van die mensen en hun honden komt hij op het onderwerp van leiderschap in de kerk. De Martin Gaus van de Nederlandse kerk denkt hardop daarover na en biedt iets aan.

Wil je de mens leren kennen? Dan nodig ik je uit om op een zonnige middag – het is nog wat guur maar als je wandelt en een jas aantrekt merk je er niets van – bij mij in de studeerkamer voor het raam te komen zitten.
Vanuit het raam op de eerste verdieping kijk je uit op een slootje met daarvoor een paadje: ‘het hondenpaadje’, of volgens het bestemmingsplan de ‘hondenuitlaatstrook’ van de Haagse wijk waar ik woon.
Hier kunnen mensen hun hond uitlaten en hun hond zonder riem los laten lopen, wanneer ze de hondenpoep maar weer opruimen.
Het eerste gebeurt wat meer dan het laatste, maar daar wil ik het nu niet over hebben.
Ik wil het wel hebben over het fenomeen hondenuitlater.

Hondenuitlaters
‘Hondenbezitter’ wilde ik eerst schrijven. Maar daar begint het probleem al.
Want als ik kijk naar de honden die aan hun band rukken, is het regelmatig de vraag wie wie bezit.

Soms is het duidelijk de hond die de baas is, en doet het menselijke baasje alleen nog voor de schijn enige moeite om er iets van te maken.
Wanneer de hond enthousiast een kant op trekt, doet het baasje alsof hij ineens bedenkt dat hij die kant ook wel op wil. En dan zie je hond met een struikelend-hollende baas erachter aan ineens uit het zicht verdwijnen.

Er zijn ook de honden en baasjes voor wie het eigenlijk allemaal niet meer hoeft.
Meestal zijn ze beiden oud en versleten.
Ze sjokken hun rondje, omdat dat nou eenmaal moet.
Maar ze hebben onderling een pact gesloten dat ze het elkaar zo min mogelijk lastig maken.
Dan kunnen ze allebei weer zo snel mogelijk naar huis, lekker warm op de bank of in de mand.

Er zijn ook heel wat hondenuitlaters van het zorgende type.
Zij lopen vaak met meerdere honden en die trekken ongeordend aan hun riemen, alle kanten op.
Aan de dekentjes lees je af dat iedere hond een verhaal heeft.
De een is overgenomen van een zieke vriendin, de ander wordt uitgelaten voor de buurvrouw die het niet meer kan. Weer een ander is zo ziekelijk dat de wachtkamer van de dierenarts nog meer belopen wordt dan het hondenpaadje.
Het zorgen groeit deze baasjes duidelijk boven het hoofd.
Deze baasjes kunnen het niet over hun hart krijgen om nee te zeggen wanneer er weer een afgedankte hond hun liefde nodig heeft.
Met hun overstelpende en onbegrensde liefde denken ze te doen wat goed is, maar ze kunnen het feitelijk niet meer aan.

Dan heb je ook regelmatig baasjes en honden die het goed hebben met elkaar.
De hond aanvaardt zijn baasje en het baasje aanvaardt zijn of haar hond.
Je kunt deze soort herkennen omdat de hond vaak losloopt. Dat gaat goed.
Ze lopen vaak dezelfde dagelijkse rondjes.
Maar ook bij een kleine afwijking of een korte stop voor een praatje is de hond er met een paar keer roepen bij te houden.
En als de hond even wat tijd nodig heeft om aan een uiterst interessant struikje te snuffelen en daar een geurvlag achter te laten, is dat ook geen probleem.

Leidinggeven in de kerk
Alle kans dat de lezer die de overpeinzing van deze blog leest een functie in de kerk vervult.
Dan wil ik je uitnodigen om de bovenstaande tekst nog eens te lezen met de bril op van een professional in de kerk.
Er zijn allerlei redenen te bedenken waarom je de relatie tussen pastor/predikant/kerkelijk werker en gemeenteleden of parochianen niet moet beschouwen in termen van baasjes en hun honden.
Maar het is misschien toch ook wel aardig om na te denken over de vraag in welke van de soorten hondenbaasjes en hondenuitlaters jij je herkent.
Misschien moet ik er dan nog de kerkelijke professional aan toevoegen die als een kapelaan Odekerke zichzelf beschouwt als herdershond van de kudde. (De jongere lezers moeten hiervoor maar even googelen.)
Voor beide polen van de vergelijking, hondenuitlaters en kerkelijke professionals, geldt dat het leidinggeven zo mooi kan zijn, maar dat het ook vaak zo slecht uitpakt.

Wanneer gaat het goed? Wanneer pastors en gemeenteleden samen op lopen, elkaar bij de les houden maar ook in wederzijdse vrijheid het pad van het kerkelijk leven bewandelen.
Is dat een kwestie van geluk hebben met een fijne, en zelfs meegaande, gemeente? Of met omstandigheden waardoor het allemaal meezit?
Voor een deel wel.
Maar voor een heel groot deel ligt het aan degene die leidinggeeft of een aandeel heeft in het leidinggeven.

Waarderend leidinggeven
Ik weet dat er een alternatief is voor worden meegesleurd in het leidinggeven, voor het maskeren van je eigen gebrek of het verkeerd inzetten van je talenten.
Dat alternatief heb ik me gaandeweg eigen gemaakt.
Daarna herkende ik het in de werkwijze van Waarderende Gemeenteopbouw en daarmee heb ik mijn ervaringen verdiept.

In 2021 hebben Nico Belo en ik (beiden overigens niet in het bezit van een hond) onze ervaringen omgezet in een training Waarderend leidinggeven voor predikanten en kerkelijk werkers.
In de drie dagen van die training leer je waarderend kijken naar je eigen leiderschapspositie en naar de krachten van de groep waarin je een leidinggevende rol hebt.
We hebben de afgelopen tijd de training nog iets verdiept en er wat extra nascholingspunten aan toegevoegd.

Nu gaan we hem met z’n tweeën nog één keer geven, op drie donderdagen in maart, april en mei, op de best bereikbare plek van Nederland.
Het is voor het laatst dat we dat in deze combinatie doen. Dus ik zou zeggen: grijp je kans.
Meer informatie kun je vinden op https://www.met-andere-ogen.nl/waarderend-aanbod/ Opgeven kan t/m 6 maart 2023.

Lukt het je niet om hieraan mee te doen, denk dan eens na of je met een aantal collega’s een halfbegeleide groep intervisie op kunt zetten.
Dat kan ook een fijne manier zijn om actief in je leidinggevende rol te gaan staan.
En anders: tot ziens op het hondenpaadje!

Wie luistert, denkt niet na!

Door Nico Belo

 

Dat is nogal een uitspraak. In een blog van het Netwerk Waarderend faciliteren trof ik deze prikkelende stelling aan. Wat als deze stelling waar is? Wat betekent dat voor al die serieuze monologen in het kerkenwerk? Daar gaan we met al onze preken…

Wie luistert, denkt minder na dan wie zelf onderzoekend in gesprek is. Dat wil Wie luistert, denk niet na! ons duidelijk maken. Want wie herkent het niet: je volgt een workshop. De workshopleider houdt een (te) lange inleiding. Het resultaat daarvan is, dat er veel te weinig tijd is om echt samen in gesprek en aan het werk te gaan. De workshop wordt een luister-shop. Veel van wat door de workshopleider verteld wordt, vergeten we. Maar juist die ene vraag of die ene opmerking van een deelnemer blijft hangen en stimuleert tot nadenken.

Wanneer je als spreker in een workshop of bij een instructie-bijeenkomst veel te vertellen hebt, maak je onbewust jouw luisteraars tot consumenten van je woorden. Het wordt voor de deelnemers leerzamer, wanneer ze uitgedaagd worden tot het ontwikkelen van nieuwe gedachten. Van consument word je dan producent!

Nu ik dit schrijf, herinner me de waarschuwing van Jan Hendriks (gemeentopbouw-docent VU) destijds: ‘Maak van je gemeenteleden geen adressanten (consumenten), maar participanten (producenten)’. Ik moet ook denken aan de joodse manier van leren. Dat leren is dialogisch: de leerling stelt een vraag aan de rabbijn. Zelden geeft een rabbijn rechtstreeks antwoord. Bijna altijd wordt er een tegenvraag gesteld, die de leerling uitdaagt tot verder denken en het stellen van een vervolgvraag.

Ik wist dat niet, maar ik begreep dat het publiek in een theater door een closure uitgedaagd wordt tot nadenken. In een toneelspel maken acteurs een bepaalde conclusie niet helemaal af of een zin wordt niet helemaal uitgesproken of een verhaal eindigt met een open eind. Als toeschouwer word je uitgedaagd je eigen conclusie te trekken. Het is effect is dat je dit minder snel vergeet.

Prikkelen tot nadenken over de kerk van de toekomst – dat wil Met Andere Ogen graag doen. Wie Met Andere Ogen erbij roept, krijgt geen kant-en-klare oplossingen. Inderdaad: we stellen vragen, zetten mensen in groepjes bij elkaar en dagen hen uit hun verbeelding – met het oog op de toekomst – uit te spreken of creatief te verwerken. Die onderlinge ontmoeting, dat even in stilte nadenken, je gedachten uitwisselen en elkaar bevragen – dat maakt dat je samen iets ontwikkelt voor de kerk van de toekomst.

En wat is dat waardevol: de ervaring dat je jouw bijdrage mag geven, dat jouw inbreng ertoe doet, dat iedere stem telt. Ook de stem van buiten de gemeente? Om met andere ogen te kijken en met andere oren te horen, is een leerproces. Wij willen daarbij graag helpen. Doe gerust een beroep ons ons: zie het aanbod dat u op de website vindt.

Aanbod voor kerken

Aanbod voor predikanten en kerkelijk werkers

De kracht van Advent

Door Liesbeth Nooteboom

 

Elk jaar weer overvalt het me als ik in september het tuincentrum binnen stap en daar een vol opgetuigde kerstafdeling aantref.
Kerstbomen te kust en te keur, echte- en kunstkerstbomen. In allerlei kleuren groen en allerlei verschillende maten.
Kerstbomen compleet opgetuigd en de een nog kleurrijker en uitbundiger dan de ander.
Verlichting in allerlei soorten en maten. Voor in de boom of aan huis.
Schappen vol met kerstballen en andere ornamenten om de kerstboom en je huis mee te versieren.
Kunstig ingerichte winterlandschappen met mini-huisjes, schaatsbanen en skipistes met heel veel verschillende muziekjes.
Alles voor feestelijk gedekte kersttafel.
Kortom: een bombardement aan lichtjes, glitters en muziekjes terwijl buiten de nazomer nog volop bezig is.

Naast dat Kerst bij het tuincentrum veel te vroeg begint, voel ik ook altijd iets van schaamte wanneer ik al die luxe uitbundigheid zie en de sfeer proef die opgeroepen wordt.
De schaamte die ik voel, is de schaamte tegenover al die mensen die niet het geld hebben om met de laatste kerstbomenmode mee te doen. Mensen die niet het geld hebben om carpaccio als voorgerecht te serveren.

En ergens voel ik ook schaamte naar God toe. Schaamte over de toenemende commercie rondom kerst. Schaamte dat het ons, mij, niet lukt om handen en voeten te geven aan het engelenlied: ‘Vrede op aarde en in mensen een welbehagen.’ Dat het ons niet lukt om welvaart eerlijker te verdelen zodat ieder mens geld heeft om af en toe eens luxe te doen. Tegelijk zet het me ook aan het denken wat kan ik doen om bij te dragen aan een rechtvaardiger wereld?

In september denk ik dan ook altijd bij mezelf: ik ga niets in huis doen met Kerst……. Maar dan wordt het Advent. Aan Advent wil ik wel meedoen. Die tijd van verwachten en toeleven naar Kerst. Je huis klaarmaken voor een feest.
Het thema van de liturgische Adventsschikking van de Protestantse kerk van dit jaar is hetzelfde als het jaarthema van de Protestantse kerk: Aan tafel. Elkaar ontmoeten rond de maaltijd. In de ander, de Ander ontmoeten. Want Christus IS gekomen.

Voor de Adventsperiode maak ik thuis een adventsschikking waarbij ik me laat inspireren door de ideeën uit de brochure symbolisch bloemschikken. De schikking vertelt het verhaal van Batseba, Ruth, Rachab en Tamar. Vrouwen die genoemd worden in het geslachtsregister van Jezus. Vrouwen die geen gemakkelijk leven hadden. Hun verhalen herinneren mij ook aan mannen, vrouwen en kinderen in de wereld van vandaag die het niet makkelijk hebben. Ik bid voor hen wanneer ik zondag na zondag steeds een kaars meer aansteek. Het licht van de kaarsen herinnert mij aan de hoop en de zekerheid dat God deze wereld ziet en vasthoudt. Het licht dat steeds sterker wordt herinnert mij aan de verantwoordelijkheid die wij hebben voor de gehele Schepping, mens, dier en natuur, totdat de uitnodiging om aan tafel te gaan definitief klinkt: ‘Komt, want alle dingen zijn gereed’.

Gezegende Kerstdagen gewenst.

Liesbeth Nooteboom